“Mijn dochter, mijn zoon,
Je moet weten dat Ik mijn kinderen, mijn geliefde schepselen,
– steeds bemin.
Ik heb hen in de handen van mijn hemelse Moeder gegeven.
Ik heb hen aan haar toevertrouwd om hen veilig te bewaren
onder haar mantel. Ik zal haar alles geven wat zij wil.
En de dood zelf zal machteloos zijn over hen,
die onder de bescherming van mijn Moeder zullen zijn”. (….)
Oh, als iedereen kon zien met welke liefde en tederheid
de hemelse Koningin dit ambt uitoefent,
– zij zouden wenen van blijdschap.
Ze zouden van hun hemelse Mama beminnen,
Zij, die Ons zozeer bemint. (…)
“De Koningin van de Hemel beschermt haar kinderen “
BvdH 33 – 6 juni 1935