“Mijn dochter, mijn zoon,
mijn Wil is inderdaad immens . Het bevat de gehele Eeuwigheid.
Als je het goede kende dat zelfs
– één enkel woord over mijn Wil en één enkele daad in mijn Wil,
– gedaan door een schepsel, bevatten,
zou je met stomheid geslagen zijn.
In die handeling neemt zij Hemel en aarde als in haar macht.
Mijn Wil is het leven van alles en stroomt overal doorheen.
En samen met mijn Wil stroomt zij
– in elke genegenheid, in elke hartslag,
– in elke gedachte en in al het andere wat mensen doen. (…)
Er is geen Goed dat Ik volbreng, noch enig punt van de Eeuwigheid,
– waarin zij niet haar kleine plaats inneemt.
O, hoe dierbaar is zij voor Mij, hoezeer voel Ik haar onafscheidelijk van Mij.
Zij is de ware getrouwe van mijn Wil, zij laat Hem nooit alleen. (…)
“Mijn Wil is het leven van alles en vloeit overal” – BvdH 16 – 24 Febr. 1924