“Mijn dochter, mijn zoon,
Een vader zou ongelukkig zijn als hij zijn kind niet aan zijn zijde zou weten
– om door zijn kind gevolgd te worden in wat Hij doet.
En het kind zou zich niet geliefd voelen door de vader als de vader
het afzijdig houdt en niet toestaat van hem te volgen in wat hij doet.
“Dochter van Mijn Wil en eerstgeborene in mijn Wil” betekent juist dit :
‘als een trouwe dochter, al Zijn Daden volgen.’ (…)
Om te handelen wil Mijn Wil de handeling van de mens in de Zijne,
– zodat Hij kan verder gaan met zijn Werken en Hij kan zeggen:
“Mijn Koninkrijk is in het midden van mijn kinderen en
– in het centrum van hun meest innerlijke daden.”.
In feite, het is in de mate dat de mens mijn Wil gebruikt
– dat Ik mijn Koninkrijk in hem uitbreid en
– dat hij zijn koninkrijk uitbreidt in mijn Wil. “(…)
“Mijn Wil wenst dat de mens in Mijn Wil handelt.” – BvdH 20 – 15 okt.1926