“Mijn zoon, mijn dochter,
Wees dapper! Het is waar dat je te klein bent.
Maar je moet weten dat alleen de kleintjes
– binnengaan en leven in het Licht van mijn goddelijke Fiat.
Voor elke daad die deze kleintjes verrichten in mijn Goddelijke Wil,
– verstikken ze hun eigen wil.
Zo schenken zij een zoete dood aan de menselijke wil,
In Mijn Wil
– is er immers geen plaats of hem te laten handelen
De menselijke wil heeft rede noch recht.
Hij verliest zijn waarde
– voor een rede en een recht van een Goddelijke Wil.” (…)
“Alleen de kleinen gaan binnen om te leven in de Goddelijke Wil! ”
BvdH -34- 10 novembre 1929