Mijn dochter, mijn zoon,
“Zo zien we wat een groot kwaad zonde is:
Ze heeft ervoor gezorgd dat de mens
– ophield rond zijn Schepper te draaien,
– het doel van zijn schepping dwarsboomde en
– licht in duisternis veranderde en schoonheid in lelijkheid.
Zonde is zo’n groot kwaad dat, ondanks mijn verlossing,
Ik de mens het vermogen niet kon teruggeven
– om de Godheid in zijn sterfelijk vlees te zien.
Dit zal alleen mogelijk zijn wanneer, hij verpulverd
door de dood, aankomt op de dag van het oordeel. (…)
Door de erfzonde, stopte de mens rond zijn Schepper
te draaien. En bijgevolg, verloor hij de orde waarin hij leefde,
te draaien. En bijgevolg, verloor hij de orde waarin hij leefde,
de heerschappij over zichzelf, zijn Licht. (…)
Weet je wie degene is die nooit ophoudt om Mij heen te draaien?
De mens die mijn Wil doet en erin leeft.
“Het is natuurlijk dat zijn licht wordt gevoed door mijn Licht”
BvdH – 16 – Mijn dochter, mijn zoon,
BvdH – 16 – Mijn dochter, mijn zoon,