“Mijn zoon, mijn dochter,
weet je wanneer het schepsel in Mij rust en Ik in haar?
Wanneer haar intelligentie aan Mij denkt en Mij begrijpt,
– rust zij in de intelligentie van haar Schepper, en
– en de Intelligentie van de Schepper vindt rust in de geschapen geest.
Als de menselijke wil zich verenigt met de Goddelijke Wil,
– omhelzen de twee Willen zich en rusten samen.
Als de menselijke liefde boven alle geschapen dingen uitstijgt
en alleen haar God bemint
– wat een prachtige rust vinden God en het schepsel dan samen!” (…)