“Mijn dochter, mijn zoon,
de zonde ketent de ziel en belemmert haar om het goede te doen.
Haar geest voelt de ketting van de zonde en weet niet meer wat goed is.
Haar wil voelt de ketting die haar vastbindt en is afgestompt.(…)
O, hoeveel medelijden voel ik bij het zien van de mens die geketend is door zijn eigen zonden! Daarom wilde Ik tijdens mijn Passie eerst de pijnen van de kettingen lijden.
Ik wilde vastgebonden worden om de mens te bevrijden van zijn eigen ketenen.
Zodra de kettingen Mij vastbonden, veranderden zij in kettingen van liefde.
Mijn Liefde is steeds werkzaam – Zij kan niet werkloos zijn.
Ik maakte voor allen en voor elk afzonderlijk alles klaar wat nodig is om
– om hen te herstellen, te genezen, en opnieuw mooi te maken. “(…)
“Mijn Liefde is steeds aktief. Zij wil steeds geven” – BvdH 12