“Mijn dochter, mijn zoon,
(…) Dit is het donkerste punt van de huidige maatschappij
Hun vereniging betekent dat ze allemaal dezelfde kleur hebben.
De vijanden zijn niet meer bang en weigerig
om de mensen van de Kerk te benaderen,
omdat de ware bron van deugd en godsdienst niet in hen is.
Integendeel, sommigen van hen vieren het Goddelijk Offer
zonder in mijn bestaan te geloven.
Voor anderen, als ze al geloven, is het een geloof zonder werken.
En hun leven is een aaneenschakeling van enorme heiligschennissen.
Wat voor goeds kunnen zij doen als zij het niet in zich hebben?
En Ik blijf altijd de beledigde God,
– zowel door degenen die het slechte plannen, die vroomheid voorwenden
om hun partij te versterken en daardoor meer kwaad te berokkenen,
– als door de mensen van de Kerk, die, met een valse vroomheid,
de volkeren niet kunnen tot Mij brengen om Mij te volgen. (…)”