Mijn dochter, mijn zoon,
(…) Ik wist dat er veel genaden nodig waren, omdat Ik het
grootste Wonder dat er in de wereld bestaat, moest verrichten,
dat is, het voortdurend leven in mijn Wil. (…)
Dit wonder overtreft zelfs het wonder van de Eucharistie.
De gedaanten hiervan hebben geen verstand, noch een wil, noch
verlangens die zich kunnen verzetten tegen mijn Sacramenteel Leven.
Om het Mirakel van het leven in mijn Wil te verwezenlijken, moet Ik een verstand buigen, een menselijke wil, een verlangen, een liefde die vrij zijn. Hoeveel is daar niet voor nodig!
Daarom zijn er veel zielen die de Communie ontvangen en die deelnemen aan het wonder van de Eucharistie. Ze offeren immers minder.
Maar meer offeren, om het mirakel te laten gebeuren dat mijn Wil in hen leeft,hiertoe zijn maar weinigen bereid.”