Mijn dochter, mijn zoon,
Ik was de eerste Koning van smarten.
En omdat Ik Mens en God ben, moest Ik alles in Mij centraliseren
om de heerschappij over alles te hebben, zelfs over de smarten.
De smarten van mijn Mama waren niets anders
dan de weerkaatsingen van de Mijne. Deze werden in haar
weerspiegeld en zo deelde zij in al mijn smarten. (…)
Het waren niet de smarten zelf die mijn moeder tot Koningin
maakten en haar zoveel Glorie lieten uitstralen.
Het was mijn almachtig Fiat.
Dit was verbonden aan elk van haar daden en elk verdriet.
Dit Fiat Zelf vormde het leven van elk van haar smarten. (…)