“Mijn zoon, mijn dochter,
De menselijke wil heeft de atmosfeer met wolken bedekt
– zodat een dikke duisternis over alle mensen heerst.
Ze zijn bijna allemaal aan het rondtasten in het donker.
Elke menselijke handeling buiten de Goddelijke Wil om
vergroot deze duisternis en maakt de mens nog blinder.
De Goddelijke Wil is immers de Zon voor de menselijke wil.
Zonder Hem heeft de mens geen licht.
Degene die in mijn Wil handelt , stijgt boven deze duisternis uit.
Hij zendt Lichtstralen naar de aarde.
Zo schudt hij hen die op het laag niveau van hun eigen wil leven.
En hij bereidt hen voor
– om de Zon van de Goddelijke Wil te ontvangen. “(…)
“in de Goddelijke Wil de duistere wolken verdrijven”
BvdH 16 – 9 aug 1923