Mijn dochter, mijn zoon,
van zodra ik uit de schoot van mijn Moeder kwam,
had Ik Liefde en Goddelijke Genegenheid nodig.
Ik verliet mijn hemelse Vader in de Hemel.
We hielden van elkaar met een Goddelijke Liefde.
Alles was Goddelijk tussen de Goddelijke Personen:
Affecties, Heiligheid, Macht, enz.
Ik wilde niet dat dat zou veranderen toen Ik op aarde kwam.
Mijn Goddelijke Wil bereidde de Goddelijke Moeder voor,
zodat Ik kon hebben :
– de Goddelijke Vader in de hemel en
– de Goddelijke Moeder op aarde. (…)