Mijn zoon, mijn dochter,
leven in mijn Wil brengt met zich mee
dat je eigen wil alle rechten verliest.
Deze rechten behoren toe aan de Goddelijke Wil.
Leven in mijn Wil is niet enkel
handelen in overeenstemming met mijn Wil.
Maar het betekent ook dat je jezelf
– geen gevoel, geen gedachte, geen verlangen,
– zelfs geen enkele ademtocht
toestaat , waarin mijn Wil niet alle plaats inneemt. (…)
Dit maakt mijn Goedheid bereid om
– voor jou de deuren van mijn Wil te openen,
– je in mijn Wil te laten leven,
– en je in ruil hiervoor mijn Goddelijke Rechten te geven.(…)
Bijgevolg: “wees waakzaam en verlaat mijn Wil nooit.”