“Mijn dochter, mijn zoon,
het is noodzakelijk voor de ziel
– om het goede te doen met standvastigheid en
– om te voldoen aan de plannen die God met haar heeft.
God is rechtvaardig, heilig en barmhartig.
De ziel mag niet
– op een dag geduldig, nederig en gehoorzaam zijn en
– op een andere dag ongeduldig, trots en wispelturig.
Op die manier zijn de deugden niet geordend.
Zij zijn een mengsel van wit en zwart,
van licht en duisternis waar alles verwarring is.
De standvastige ziel is bewoond door de vrede.
Standvastigheid is het zwaard waarvoor alle wanorde vlucht.
Standvastigheid is een ketting die
– alle deugden bindt, alle passies verwondt,
– alles organiseert in de ziel,
om haar op de weg van de Schepper te houden.”(…)