Mijn zoon, mijn dochter,
“hoe wens Ik dat iedereen weet
dat Ik hen met al mijn Liefde, steun, omarm, bemin.
Ik laat hen ademen.
Ik bemin hen en Ik laat hun hart kloppen
Ik bemin hen en Ik laat hen spreken.
Ik bemin hen en Ik laat hen stappen.
Ik bemin hen en Ik geef hen beweging, gedachten, voedsel, water…
Alles wat zij zijn en alles wat zij ontvangen
– is het gevolg van mijn overvloeiende Liefde.
Is het dan geen verschrikkelijke ondankbaarheid
om niet te beminnen?
Dit maakt van onze Liefde een martelaar,
– want Wij hebben bemind en Wij zijn niet bemind. ” (…)
“Wij hebben bemind en Wij zijn niet bemind” – BvdH – 35 – 6 Dec. 1937