Mijn zoon, mijn dochter,
“Al haar Grootheid, haar Macht en haar Heiligheid,
– de enorme oceanen van Goedheid die uit haar Hart vloeiden,
– elke Hartslag , elke ademhaling, gedachte, woord,
vloog rechtstreeks naar haar Schepper.
Er was een voortdurende uitwisseling tussen haar God en haar.
Deze uitwisselingen vergrootten haar Grootheid,
verhieven haar en stelden haar in staat alles te overheersen.
Toch merkte niemand iets ongewoons aan haar.
Alleen Ik, haar God, haar Zoon, wist alles.
Er was zo’n sterke vereniging tussen mijn Mama en Mij
– dat haar Hart en het Mijne samen klopten.
Ze leefde met mijn eeuwige Hartslag,
– en Ik leefde met haar moederlijke Hartslag.
Juist dit, onderscheidde haar als mijn Moeder.”(…)
“Vereniging van mijn Mama en Mij ” BvdH – 14 – 16 maart 1922