Een stem kwam van de Goddelijke Troon en zei:
“Zij (de koningin-moeder) is de uitverkorene onder alle uitverkorenen.
Ze is de mooiste. Zij is het enige schepsel
– dat ons zijn wil gaf en
– die hem levenloos op onze knieën legde, in onze handen.
En wij gaven haar als dank , het Geschenk van onze Wil.
We hadden haar geen groter Geschenk kunnen geven
Het bezit van deze opperste Wil gaf haar de macht
– om het Woord op aarde te brengen en
– om de Verlossing van de mensheid in gang te zetten.
Een menselijke wil had Ons nooit kunnen aantrekken.
Maar een Goddelijke Wil in dit niet te evenaren schepsel
heeft ons verrukt en veroverd.” (…)
“Wij verwachten dat ook jij Ons jouw wil geeft” (…)
“Onze Koningin Maria heeft Ons haar wil gegeven” BvdH 17 – 10 okt. 1925