“Mijn dochter, mijn zoon,
zodra de ziel binnengaat in mijn Wil en besluit in Hem te leven,
verdwijnen al haar twijfels en angsten.
Het is als met een koningsdochter, die,
hoe vaak haar ook gezegd wordt dat zij niet de dochter van haar vader is,
daar geen aandacht aan schenkt.
Integendeel, zij gaat verder en zegt fier tot iedereen:
“Het heeft geen zin dat jullie het tegendeel beweren of dat jullie twijfels en angsten in mij zaaien. Ik ben de ware dochter van de koning – hij is mijn vader.
Ik leef met hem. Meer nog, zijn koninkrijk is het mijne.”
Onder de vele Weldaden die mijn Wil met zich meebrengt,
geeft Hij ook de toestand van veiligheid. (…)
Mijn Koninkrijk is het hare, evenzeer als dit het Mijne is.
Zij verdedigt onze rechten.
En zij neemt deel aan het oordelen en veroordelen van anderen.
Hoe kun jij dan naar angsten willen vissen?”
“Mijn Koninkrijk is het hare evenzeer als dit het Mijne is” – BvdH 12
15 okt 1919