Mijn zoon, mijn dochter,
Hoewel mijn Wil overal is,
kan de ziel die in de schaduw van haar eigen wil blijft,
– de intensiteit van het Licht van mijn Wil niet ervaren
– noch zijn warmte, noch al het Goede.
De ziel die in mijn Wil binnentreedt
– doet de schaduw van zijn eigen wil verdwijnen.
Dus, het Licht van mijn Wil
– schijnt op haar, omhult haar en transformeert haar in zichzelf.
De ziel die ondergedompeld is in mijn eeuwige Wil, zegt tot Mij:
“Heilige en opperste Wil , dank U wel
– voor uw Licht en voor alle Goeds dat U ons brengt
– door hemel en aarde te vullen met uw Licht.
In de naam van allen, dank ik U voor al uw zegeningen.”
Dan voel Ik zoveel eer, glorie en vreugde
dat dit met niets kan vergeleken worden. (…)
“Heilige en opperste Wil, dank U in de naam van allen” – BvdH – 15