“Mijn dochter, mijn zoon,
mijn Lijden, mijn Wonden, mijn Bloed, alles wat Ik deed en leed,
zijn voortdurend werkzaam in het midden van de zielen.
Het is alsof Ik op ditzelfde moment werk en lijd.
Hoe meer de ziel rondom Mij blijft,
– mijn Wonden kust, Mij herstelt, mijn Bloed offert
– in één woord, zelf opnieuw doet wat Ik gedaan heb
tijdens mijn Leven en Lijden,
hoe groter de steun is die zij vormt,
zodat Ik daarop kan steunen en niet val,
en hoe groter de cirkel wordt – waarin de zielen steun vinden
om niet in zonde te vallen en gered worden.
Word niet moe van rondom Mij te blijven (…)