Mijn dochter, mijn zoon,
“Op het ogenblik van de Verlossing kwam Ik om de mens te redden.
Nu kom Ik om Mijn Wil in de mens te redden.
Dit betekent het bekendmaken van
– het doel van de Schepping, van de Verlossing,
– het goede dat mijn Wil schenkt,
– het Leven dat Hij in elk van hen wil vormen,
– de rechten die Hij heeft.
Het veilig stellen van een Goddelijke Wil bij de mensen is het meest grandioze van allemaal. Mijn Wil, erkend en heersend tussen de mensen,
overtreft al het Goede van de Schepping en de Verlossing.
Het zal de bekroning zijn van mijn Werk en de Triomf van onze Werken. (…)
“Nu wil Ik Mijn Wil in de mens redden”- BvdH 19