Jezus zei aan Luisa :
“(…) Dit is wat Ik deed met mijn moeder. (…)
Haar wezen was een getrouwe kopie van het Mijne.
Zozeer zelfs dat wanneer Ik naar haar keek, Ik een “ander Ik“ zag.
Nu wil Ik met jou doen wat Ik met mijn moeder deed,
voor zover dat mogelijk is.
Het is noodzakelijk dat mijn Wil kan leven en handelen
in een kleine mens op aarde.
Maar hoe kan mijn Wil zijn Leven vinden
– en in een mens werken
als deze mijn Mensheid niet bevat
– noch hetgeen Mijn Mensheid geleden heeft?
Mijn Wil heeft zo’n werkzaam Leven gevonden
– in Mij en in mijn onafscheidelijke Moeder.
Nu, wil Ik dat mijn Wil een werkzaam Leven vindt in
een ander schepsel, zoals Mijn wil het bepaald heeft..
En dat schepsel ben jij. (…)
“Mijn moeder was een getrouwe kopie van Mijzelf”-
BvdH 14 – 20 juli 1922