Lieve dochter, lieve zoon,
“Daden gedaan in mijn Wil steken uit boven alle andere.
Zij gaan binnen in de sfeer van de Eeuwigheid .
En ze laten alle menselijke daden achter zich.
Het is niet belangrijk of deze daden
– nu gedaan worden of op een ander ogenblik,
– of ze klein zijn of groot .
Het is voldoende dat ze in mijn Wil gedaan zijn
– opdat ze voorrang hebben
boven alle andere menselijke daden.(…)
Daden gedaan in mijn Wil worden omgezet in licht,
een licht dat samensmelt met het Eeuwige Licht. (…)
“Daden gedaan in de Goddelijke Wil zijn Licht”
BvdH 12 – 28 mei 1920