“Mijn zoon, mijn dochter,
in mijn overmatige Liefde, gaf mijn Godheid
– bij de instelling van het Sacrament van de Eucharistie
meer genaden, gaven, gunsten en licht vrij
– voor het welzijn van de mens,
om hem waardig te maken Mij te ontvangen.
Ik zou kunnen zeggen dat Hij zoveel Goeds gegeven heeft
– dat dit de gaven van de Schepping overtreft.
Eerst wilde Ik hem de genaden geven,
– zodat hij Mij kan ontvangen,
en daarna Mijzelf, om hem de ware vrucht te geven
van mijn Sacramentele Leven .
Om zielen deze gaven te kunnen geven, is het echter nodig
– zich leeg te maken van zichzelf,
– afkeer te hebben van de zonde, en
– ernaar te verlangen om Mij te ontvangen. “(…)
“De Eucharistie overtreft de gaven van de Schepping” – BvdH – 15