Mijn zoon, mijn dochter,
(…) “Degene die mijn Wil doet,
vormt geen aarde die mijn zaad kan verstikken.
Integendeel, dikwijls vind Ik zelfs geen nederigheid in haar,
maar enkel haar “niets”-zijn.
Dit brengt zo weinig aarde voort,
dat ik slechts één dun laagje over mijn Zaad kan leggen.
En de Zon van mijn Wil doet het snel ontkiemen.
Ik krijg een overvloedige oogst. En hierna zaai Ik snel nieuw zaad.
Trouwens, jij kan hier zeker van zijn.
Je ziet immers dat Ik steeds terugkom
– om steeds nieuw Zaad van Waarheden in je ziel te zaaien. “(…)
Ik zaai steeds nieuw Zaad van Waarheden in jouw ziel- BvdH – 14