Jezus zegt tot Luisa:
(…)Als Ik spreek, wil Ik je dicht bij Mij hebben
– om je het geschenk van het Woord van mijn Wil te geven. (…)
Als Ik wonderen verricht, om je het Geschenk
– van het grote Wonder van mijn Wil te geven.
En bijgevolg,
als Ik blinden het zicht geef,
– verwijder Ik de blindheid van je menselijke wil
– om je de gave van het zicht van mijn Wil te geven.
Als Ik het gehoor aan de doven geef,
– geef Ik jou de gave om mijn Wil te horen.
Als Ik de doofstomme tot spreken breng,
– bevrijd Ik je van het onvermogen om over mijn Wil te spreken.
Als Ik het been van een kreupele strek, strek Ik jou in mijn Wil.
Als Ik de storm kalmeer door de wind te bevelen,
– dan beveel Ik de wind van je menselijke wil
te stoppen met het beroeren van de vredige zee van mijn Wil.
Kortom, er is niets dat Ik doe of lijd
– zonder jou het geschenk ervan te geven ” (…)
“Jezus legde in Luisa alle Daden ivm het Rijk van het Hoogste Fiat.”
BvdH 23 – 27 jan 1928