“Mijn dochter, mijn zoon,
de wereld hernieuwt voortdurend mijn Passie.
Mijn Oneindigheid omhult alle schepselen,
– zowel inwendig als uitwendig .
Wanneer Ik met hen in contact kom, ben Ik gedwongen om
– de nagels, doornen, zweepslagen, hoon, spuug en al de rest,
waarmee Ik belast werd tijdens mijn Passie, en zelfs meer,
in ontvangst te nemen.
Bij mijn contact met de zielen die de Uren van mijn Passie overwegen,
voel Ik – dat de nagels verwijderd worden en de doornen vernietigd, en
– dat mijn wonden minder pijnlijk zijn en het spuug verdwijnt.
Ik voel Mij gecompenseerd met goed voor het kwaad dat andere schepselen Mij aandoen. En omdat deze zielen mij geen kwaad doen,
maar veeleer goed, steun Ik meer en meer op hen.” (…)
“De ziel die de Uren van de Passie overweegt, wordt mede-verlosseres”
BvdH 11- 6 november 1914