Luisa schrijft:
“Nadien zag ik mezelf in een kerk waar veel mensen waren,
die zegden: “Verdomme! Vervloekt!”
alsof ze de gezegende Heer en de mensen wilden vervloeken.
Ik kan de betekenis hiervan niet verklaren.
Ik kan alleen maar zeggen dat deze vervloekingen overeenkwamen
– met de verwerping van God door deze mensen, evenals
– met de verwerping van henzelf door God.
Ik weende omwille van deze vervloekingen.
Later zag ik een altaar en een priester die onze Lieve Heer leek te zijn.
Hij celebreerde tussen deze mensen die Hem vervloekt hadden.
Plechtig en vol gezag, zei Hij: “wees vervloekt ! Wees vervloekt!”
Hij herhaalde deze woorden minstens twintig keer.
Terwijl Hij dit zei, leek het alsof
– duizenden mensen stierven door revoluties, aardbevingen, vuur en water, en
– deze straffen voorboden waren van toekomstige oorlogen. ” (…)
“Ween en bidt voor de dorpen” – BvdH 7 – 6 mei 1906