“Mijn dochter, mijn zoon,
de ziel die mijn goddelijke Fiat bezit, heeft zo een Kracht
dat zij in staat is om de duivelse machten te verscheuren.(…)
Maak je geen zorgen over hen. En ga verder met je leven in mijn Fiat.
(…) Elk gebed, elke daad en elke beweging, die de mens
in mijn Wil uitvoert, bevat in zichzelf een oneindige en onuitwisbare
Kracht en Gewicht. (…)
Een handeling verricht in mijn Wil is een handeling
– die nooit eindigt en
– wiens macht zo groot is dat hij Hemel en aarde omvat. “(…)
“Een handeling van de mens in mijn Wil bevat onze Godheid. ”
BvdH 26 – 25 mei 1929