“Mijn dochter, mijn zoon,
Een kleine mens verbrak de relatie die tussen de Goddelijke Wil en de mensen bestond . Deze breuk dwarsboomde het Plan van God voor de mens.
Een andere kleine mens, de Maagd Maria, Koningin van allen, begunstigd met vele gaven en voorrechten, – maar nog steeds een mens
werd de Zending gegeven om zich te verenigen met de Wil van haar Schepper om de breuk van het eerste schepsel te herstellen. (…)
Mijn Moeder was het Zaad van het “Uw Wil geschiede op aarde zoals in de hemel”. Vanuit dit Zaad van mijn Wil dat in mijn goddelijke Moeder was,
vormde mijn Mensheid, die nooit gescheiden was van mijn Godheid,
het grote project van ‘de menselijke wil in de Goddelijke Wil.’”(…)
“Mijn Moeder was het zaad van het “Uw wil geschiede”
BvdH – 16 -13 aug. 1923