“Mijn dochter, mijn zoon,
iemand die in mijn Wil leeft, leeft op een hoge plaats. En iemand die
op een hoge plaats woont, kan met meer helderheid naar beneden kijken.
Hij moet deelnemen aan de beslissingen, aan de moeilijkheden en aan alles wat past bij iemand die op een hoge plaats vertoeft. Zie je dit niet in de wereld?
Maar iemand die in mijn Wil leeft, op een hoge plaats, moet
– de pijnen dragen van hen die beneden leven,
– hun gevaren zien,
– hen helpen,
– zulke serieuze beslissingen nemen dat je ervan huivert,
terwijl hij rustig blijft
Daarom, kalmeer uzelf.
Wij zullen een gemeenschappelijk leven hebben in mijn Wil,
En samen met Mij zal je deelnemen aan het lijden van de menselijke familie.”
“met Mij deelnemen aan het lijden van de menselijke familie – BvdH 12