“Mijn zoon, mijn dochter,
om op aarde neer te dalen, kon ik geen gebruik maken,
noch vertrouwen hebben in kinderen die niet in onze Wil leefden.
Om de komst van het Koninkrijk van de Verlossing mogelijk
te maken was een dochter nodig die in onze Wil leefde.
Omdat de Maagd Maria een dochter was
van het Koninkrijk van het Eeuwig Fiat,
– was zij de getrouwe kopie van haar Schepper.
– was zij de volmaakte kopie van de gehele Schepping.
– moest zij alle daden bevatten die de Opperste Wil uitvoert
in alle geschapen dingen.
O, hoe mooi was de Hemelse Vorstin!
Wij zagen in haar niet alleen ons evenbeeld,
maar ook al onze Werken die in haar ingesloten waren.
En dit, omdat zij onze Wil in zichzelf bezat. “(…)