Mijn zoon, mijn dochter,
de ziel die van het geloof leeft:
– omdat het geloof God zelf is, komt de ziel tot het leven van God zelf,
– door zich met God te voeden, gaat zij delen in de substantie van God.
En door in Hem te delen, gaat zij op Hem lijken en
wordt zij omgevormd in God zelf.
Daarom gebeurt het met de ziel die leeft vanuit het geloof, dat,
– zoals God heilig is, de ziel heilig is ,
– zoals God machtig is, de ziel ook machtig is.
Aangezien God wijs, sterk en rechtvaardig is,
– wordt de ziel wijs, sterk en rechtvaardig.
En zo ook met alle andere eigenschappen van God.
Kortom, de ziel wordt een kleine god.
O, de gelukzaligheid van deze ziel op aarde,
om dan in de hemel nog gelukzaliger te worden! (…)