“Mijn dochter, mijn zoon,
hoe groots zijn de daden die in mijn Wil volbracht zijn !
Je zou de zon kunnen vragen:
“Hoeveel zaadjes heb je vandaag voortgebracht ?
Hoeveel heb je er vermenigvuldigd?”
Het is duidelijk dat noch de zon, noch een mens,
– wat zijn kennis ook mag zijn,
deze vraag kan beantwoorden.
Niettemin, een Daad verricht in mijn Wil doet veel meer dan de zon.
Hij vermenigvuldigt de Goddelijke Zaden tot in het oneindige.(…)
Hij creëert zaden en vermenigvuldigt hen tot in het oneindige.
Hij geeft Mij de mogelijkheid tot nieuwe scheppingen ,
om mijn Macht te laten werken.
Hij is de drager van Goddelijke Leven.”
“Een daad in mijn Wil vermenigvuldigt tot in het oneindige” – BvdH – 13