Mijn dochter, mijn zoon,
Mijn hemelse Vader, de Zuivere, bracht Mij voort in Zijn Schoot
met het zuivere Zaad van zijn eeuwige Vruchtbaarheid, (…)
Op dezelfde wijze ontving mijn hemelse Mama Mij in haar maagdelijke schoot,
met dit maagdelijk Zaad van de eeuwige Vruchtbaarheid van de Vader,
– zonder medewerking van een man.
De heilige Drie-eenheid moest iets van het Zijne schenken aan deze goddelijke Maagd zodat Zij Mij, de Zoon van God, kon ontvangen.
Mijn heilige Moeder kon Mij nooit ontvangen zonder zaad.
Welnu, omdat Zij behoorde tot het menselijk ras,
gaf dit Zaad van eeuwige Vruchtbaarheid haar het vermogen
– Mij als Mens te ontvangen.
En omdat dit Zaad Goddelijk was, ontving Zij Mij tezelfdertijd als God.(…)
“Het Zaad van eeuwige Vruchtbaarheid van de Vader” – BvdH – 15