Mijn zoon, mijn dochter,
(…) kom in mijn Wil. Leef erin, zodat de aarde niet langer
je thuis is, maar Ikzelf je thuis word.
Op deze manier zal je volledig veilig zijn.
Mijn Wil heeft de kracht om de ziel transparant te maken. En als
de ziel doorzichtig is, wordt alles wat Ik doe in haar weerspiegeld.
Als Ik denk, wordt mijn gedachte weerkaatst in haar geest en wordt licht,
terwijl haar gedachte, als licht, wordt weerspiegeld in de Mijne. (…)
En omdat Ik overal ben, bereiken de reflecties van deze zielen Mij
– in de Hemel, op de aarde, in de Sacramentele Hostie,
– in de harten van de schepselen.
Overal en altijd geef Ik Licht, en zij zenden Licht naar Mij.
Ik geef Liefde, en zij geven Liefde aan Mij.
Zij zijn mijn aardse woningen, waarin Ik mijn toevlucht vind
tegen de lelijkheid van de andere schepselen.