Mijn zoon, mijn dochter,
de gehele Hemel zong en vierde Feest voor haar,
die nooit haar eigen wil deed.
De Goddelijke Wil was zo vrijgevig voor mij.
Hij verrijkte mij met
– nog mooiere Hemelen, nog schitterendere Zonnen,
– zeeën van Schoonheid, Liefde en Heiligheid.
Deze lieten mij toe
– Licht, Liefde en Heiligheid aan allen te schenken
– en allen in Mij in te sluiten.
Het is de Goddelijke Wil die in mij werkte,
die zulke grote wonderen verricht heeft. (…)
Ik was het enige schepsel dat in de Hemel aankwam,
in wie de Goddelijke Wil op aarde geschied was, zoals in de Hemel.
De Goddelijke Wil had zijn Koninkrijk in mijn ziel gevestigd. (…)